Kunnen we eigenlijk wel alles zien?
Ons visuele systeem is tot verbazingwekkende dingen in staat, van het herkennen van sterrenpatronen aan de hemel tot het kiezen van precies de rijpe aardbeien in de supermarkt. Hoe herkennen onze ogen en hersenen vorm, beweging, diepte en kleur? En hoe komt het dat we zo makkelijk van verre een bekende in een menigte herkennen, terwijl we wel in optische illusies trappen?
De meeste planten en dieren zijn bezitten lichtgevoelige cellen om het licht van de wereld om ons heen op te vangen. Wij gebruiken daarvoor onze ogen. We kunnen echter alleen golflengtes tussen de 380 en 760 nanometer zien. Dat is maar een klein gedeelte van het gehele spectrum van golflengtes. De rest van het licht om ons heen kunnen wij dus niet met ons blote oog zien, wel met bijvoorbeeld een Infrarood camera.
Ratelslangen kunnen golflengtes in het infrarood (warmtegolven) detecteren, dat is handig om in donkere grotten prooi te vinden. Bijen kunnen ultraviolette golflengtes zien, waardoor ze voedzame stoffen in planten kunnen waarnemen.