Het kijkende brein
Nadat de afbeelding op het netvlies is gevallen houdt de vergelijking met een camera op. De optische informatie wordt door de kegeltjes en staafjes omgezet in zenuwimpulsen die via de optische zenuw het oog verlaten naar de hersenen. De hersenen moeten deze signalen daarna weer decoderen tot bruikbare informatie.
Het signaal wordt via een relaisstation, de LGN, naar de visuele cortex aan de achterkant van de hersenen gestuurd. Daar vanuit worden de signalen doorgestuurd naar meer gespecialiseerde gebieden waar onder andere eigenschappen zoals vorm, kleur en beweging van objecten worden verwerkt.
Stel er komt een rode bal op je af. Dan nemen je hersenen al de eigenschappen van die bal zoals zijn kleur, vorm, materiaal, snelheid en richting waar. Je hersenen verwerken deze kenmerken tegelijkertijd in aparte gebieden. Dat gaat namelijk een stuk sneller dan wanneer ieder gebied zou moeten wachten op informatie uit een ander gebied. Vervolgens leiden je hersenen een betekenis uit al die kenmerken af. En zorgen er ook nog voor dat we de wereld die ondersteboven op het netvlies was geprojecteerd rechtop zien.
Interpreteren
Wanneer de hersenen onvolledige informatie ontvangen, maken ze toch op basis daarvan een inschatting van de wereld. Dat is handig als je snel moet reageren. Duizenden jaren geleden sloegen mensen op de vlucht wanneer ze in de verte een geel met zwart gevlekt voorwerp zagen. Tegenwoordig denken we eerder dat iemand een leuke broek aan heeft.
De contouren van de driehoek hiernaast zijn niet getekend, toch zie je een driehoek voor de zwarte cirkels zweven! Weet je trouwens wel zeker dat het zwarte cirkels zijn?
Lees meer over hoe je brein als een echte detective te werk gaat bij 3D zien.